Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [75]Deze twee dingen zijn u wedervaren, [76]wie heeft medelijden met u? Er is verwoesting, en verbreking, en honger, en zwaard, [77][door] wien zal Ik u troosten? 75. Te weten dat gij van de vijanden zijt vervolgd geweest en van uwe regenen geen troost ontvangen hebt, gelijk vs.81 gezegd is; maar anderen menen dat het beter past op hetgeen vs.20 volgt. 76. Of, wie beklaagt u? dat is, wie troost u? gelijk Job 2:11. 77. De zin is, wiens voorbeeld zal ik bijbrengen, waar ik uwe ellende bij vergelijk, u doende zien dat er nog anderen geweest zijn, die zo hardelijk gestraft zijn als gij? Anders: waarmede; anders: door wien zal ik u doen troosten?